De achtergrond van de zaak
Top System ontwikkelt computerprogramma's en levert IT-diensten. Top System werkt samen met SELOR, voor wie het IT-ontwikkelings- en onderhoudsdiensten verleent. SELOR is de overheidsinstantie die in België verantwoordelijk is voor de selectie en oriëntatie van toekomstig personeel voor de verschillende overheidsdiensten. Na de integratie van SELOR in de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning heeft de Belgische Staat deze instantie als verweerder in het hoofdgeding vervangen.
Op verzoek van SELOR heeft Top System verschillende toepassingen ontwikkeld die functionaliteiten bevatten die afkomstig zijn van haar kadersoftware, genaamd “Top System Framework” (hierna: “TSF”), en functionaliteiten die zijn ontworpen om aan de specifieke behoeften van SELOR te voldoen. In 2008 deden zich operationele problemen voor met bepaalde toepassingen die gebruikmaakten van de TSF. Omdat met SELOR geen overeenstemming kon worden bereikt over de oplossing van deze problemen, heeft Top System bij de Rechtbank van Koophandel te Brussel beroep ingesteld tegen SELOR en de Belgische Staat, waarbij zij onder meer heeft gevorderd dat SELOR de TSF heeft gedecompileerd, in strijd met de exclusieve rechten van Top System op deze software.
De zaak werd doorverwezen naar de rechtbank van eerste aanleg te Brussel (België), die de vordering van Top System in wezen afwees. Top System heeft tegen dit vonnis beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, het Hof van Beroep te Brussel (België). Top System stelt dat SELOR de TSF onrechtmatig heeft gedecompileerd. Top System is van mening dat decompilatie enkel mag worden uitgevoerd met toestemming van de auteur, zijn rechtsopvolger of voor interoperabiliteitsdoeleinden. Daarentegen is decompilatie niet toegestaan om fouten te corrigeren die de werking van het betrokken programma beïnvloeden. SELOR voert onder meer aan dat zij gerechtigd was deze decompilatie uit te voeren om bepaalde fouten in het ontwerp van de TSF te corrigeren, waardoor deze software niet overeenkomstig het beoogde doel kon worden gebruikt.
De verwijzende rechter vraagt of artikel 5, lid 1, van Richtlijn 91/250Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's, aldus moet worden uitgelegd dat de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma gerechtigd is dit programma geheel of gedeeltelijk te decompileren om fouten te corrigeren die de werking ervan aantasten, ook wanneer de correctie bestaat in het uitschakelen van een functie die de goede werking aantast van de toepassing waarvan het programma deel uitmaakt. Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 5, lid 1, van Richtlijn 91/250Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's, aldus moet worden uitgelegd dat de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma die dit programma wenst te decompileren om fouten in de werking ervan te verbeteren, moet voldoen aan de vereisten van artikel 6 van deze richtlijn of aan andere vereisten.
Het oordeel
Het HvJ merkt vooraf op dat een computerprogramma aanvankelijk wordt geschreven in de vorm van een “broncode” in een begrijpelijke programmeertaal, voordat het wordt omgezet in een functionele vorm die de computer kan begrijpen, dat wil zeggen in de vorm van een “objectcode”, door middel van een specifiek programma dat de “compiler” wordt genoemd. Het proces van het omzetten van de broncode in de objectcode wordt 'compilatie' genoemd. Omgekeerd is “decompilatie” bedoeld om de broncode van een programma te reconstrueren uit de objectcode.
Bijgevolg stelde het EHJ dat de decompilatie van een computerprogramma het verrichten van handelingen inhoudt, namelijk de reproductie van de programmacode en de vertaling van de vorm van die code, die in feite vallen onder de exclusieve rechten van de auteur, zoals gedefinieerd in artikel 4, onder a) en b), van Richtlijn 91/250Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's. Hieruit volgt dat artikel 5, lid 1, van Richtlijn 91/250Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's, aldus moet worden uitgelegd dat de rechtmatige koper van een programma gerechtigd is dit programma te decompileren om fouten te corrigeren die van invloed zijn op de werking van dat programma.
Aan deze uitlegging wordt niet afgedaan door artikel 6 van Richtlijn 91/250Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's, dat niet aldus kan worden uitgelegd dat de enige toegestane decompilatie van een computerprogramma die voor interoperabiliteitsdoeleinden is. Volgens het HvJ blijkt uit deze verdeling dat de EU-wetgever de reikwijdte van de uitzondering voor interoperabiliteit heeft willen beperken tot omstandigheden waarin de interoperabiliteit van een onafhankelijk gecreëerd programma met andere programma's niet op een andere manier kan worden bewerkstelligd, maar alleen door decompilatie van het betrokken programma. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de EU-wetgever elke mogelijke reproductie van de code van een computerprogramma en de vertaling van de vorm van die code heeft willen uitsluiten, behalve wanneer die handelingen worden uitgevoerd om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit tussen een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma en andere programma's tot stand te brengen. Met betrekking tot de eerste vraag oordeelde het EHJ dat " de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma het recht heeft om dit programma geheel of gedeeltelijk te decompileren teneinde fouten te verbeteren die de werking ervan beïnvloeden, ook wanneer de verbetering erin bestaat een functie te deactiveren die de goede werking verstoort van de toepassing waarvan dit programma deel uitmaakt.” (punt 53).
Verder stelde het Hof dat de rechtmatige koper van een computerprogramma die het programma wenst te decompileren om fouten te corrigeren die de werking ervan beïnvloeden, niet hoeft te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van die richtlijn, aangezien de uitzondering van artikel 6 van Richtlijn 91/250Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's een andere reikwijdte en doelstelling heeft dan die van artikel 5, lid 1, van die richtlijn. Deze verkrijger heeft echter alleen het recht om een dergelijke decompilatie uit te voeren voor zover deze nodig is om deze correctie aan te brengen en, in voorkomend geval, met inachtneming van de voorwaarden die zijn neergelegd in de overeenkomst met de houder van het auteursrecht op dat programma.