Iedereen die wordt getroffen door een wijziging van een BOB heeft een 'legitiem belang' om bezwaar aan te tekenen

C-53/20

Hengstenberg v Spreewaldverein

BGA's en BOB's: Registratieaanvraag

15 Apr 2021

De achtergrond van de zaak

Sinds 19 maart 1999 is de benaming “Spreewälder Gurken” geregistreerd als beschermde geografische aanduiding (BGA) voor “groenten, fruit en granen”. Op 18 februari 2012 heeft Spreewaldverein bij de Duitse dienst voor intellectuele eigendom (DPMA) een aanvraag tot wijziging van het betrokken productdossier ingediend, die betrekking had op een wijziging van de productiemethode van deze augurken. Hengstenberg maakte bezwaar tegen die aanvraag en ging later in beroep bij hetBundespatentgericht.

Het Bundespatentgericht verwierp het beroep op grond dat Hengstenberg geen “rechtmatig belang” had, zoals vereist door artikel 53, lid 2, juncto artikel 49, leden 3 en 4, van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen. Het Bundespatentgericht was van mening dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen een bezwaar tegen een aanvraag tot registratie van een beschermde geografische aanduiding en een aanvraag tot wijziging van het productdossier van een product met een dergelijke aanduiding. Het Bundespatentgericht concludeerde dat de enige personen die kunnen worden getroffen door een vermeende vermindering van de waarde van een beschermde geografische aanduiding of een aantasting van de faam of reputatie van het betrokken product als gevolg van een wijziging van het betrokken productdossier, de in het geografische oorsprongsgebied gevestigde producenten zijn.

In het daaropvolgende beroep bij het Bundesgerichtshof (het Duitse federale gerechtshof) oordeelde deze rechter dat het begrip “rechtmatig belang” in de zin van artikel 49, leden 3 en 4, van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen nog niet in het Unierecht was gedefinieerd. Het Hof stelde daarom de vraag of het begrip “rechtmatig belang” aldus moet worden uitgelegd dat in de procedure voor aanvragen tot niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een product met een beschermde geografische aanduiding, elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die daadwerkelijk of potentieel economisch wordt geraakt door de wijziging, een rechtmatig belang heeft dat vereist is voor bezwaar of beroep.

Het oordeel

In zijn arrest concludeert het HvJEU dat “elke natuurlijke of rechtspersoon die door de gevraagde wijzigingen daadwerkelijk of – voor zover dit althans niet geheel onaannemelijk is – potentieel economisch wordt geraakt, het „rechtmatige belang” kan hebben dat vereist is om bezwaar aan te tekenen tegen de ingediende wijzigingsaanvraag of om beroep in te stellen tegen het besluit waarbij die aanvraag wordt ingewilligd”, in de zin van artikel 49, leden 3 en 4, van de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, juncto artikel 53, lid 2, van die verordening (punt 53).

Het Hof kwam tot deze conclusie op basis van een groot aantal redenen, waaronder een tekstuele uitlegging van de relevante artikelen op (punten 35 en 36), dat het doel van een bevoegdheidsverdeling vereist dat de mogelijkheid om beroep in te stellen op ruime schaal beschikbaar is (punten 37 tot en met 39), en dat de doelstellingen die worden nagestreefd met de Verordening Inzake BGA’s BOB’sVerordening nr. 1151/2012 van de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen een dergelijke conclusie vereisen (punten 40 tot en met 46).

Of er een recht op oppositie bestaat “moet per geval worden onderzocht, afhankelijk van de specifieke kenmerken van elke situatie”. Het Hof merkt op dat, “Om misbruik van dat recht te voorkomen, moet een dergelijk onderzoek het bovendien mogelijk maken concreet na te gaan of het door een natuurlijke of rechtspersoon ingeroepen „rechtmatige belang” niet onwaarschijnlijk of hypothetisch is.” (punten 52 en 53).

Neem contact met ons op.

info@acr.amsterdam