Kleurcombinatiemerken met een beschrijving die talrijke verschillende combinaties mogelijk maakt, onverenigbaar met de EU-wetgeving

C-124/18 P

Red Bull v EUIPO

Merken: Geldigheid

29 Jul 2019

De achtergrond van de zaak

Deze zaak betreft de geldigheid van twee merkinschrijvingen op naam van Red Bull, elk bestaande uit een kleurencombinatiemerk bestaande uit twee verticale parallelle blokken, één in de kleur blauw en één in de kleur zilver, naast elkaar geplaatst en van gelijke oppervlakte. Beide merken waren ingeschreven op basis van verkregen onderscheidend vermogen, waarbij in het eerste merk werd gespecificeerd dat bescherming wordt gevorderd voor de kleuren blauw (RAL 5002) en zilver (RAL 9006) en dat de verhouding tussen de kleuren ongeveer 50%-50% is (punt 10), en in het tweede merk de kleuren “blauw (Pantone 2747C)” en “zilver (Pantone 877C)” werden genoemd en werd gespecificeerd dat de twee kleuren in gelijke verhouding en naast elkaar moesten worden aangebracht (punt 19).

De twee merken werden nietig verklaard door de nietigheidsafdeling van het EUIPO op grond dat de grafische voorstelling ervan, beoordeeld in samenhang met de begeleidende beschrijving, niet voldeed aan de in het arrest Heidelberger Bauchemie (C-49/02) gestelde eisen van nauwkeurigheid en duurzaamheid. De eerste kamer van beroep en het Gerecht hebben beide deze beslissing bevestigd, waarna Red Bull beroep heeft ingesteld bij het Hof van Justitie.

Het oordeel

Het Hof herinnert eraan dat het in de zaak Heidelberger Bauchemie (C-49/02) heeft geoordeeld dat “de grafische voorstelling van twee of meer abstract en contourloos aangeduide kleuren een systematische schikking moet bevatten die de betrokken kleuren op een van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding brengt” en dat “de gewone vorm- en contourloze nevenschikking van twee of meer kleuren of het noemen van twee of meer kleuren „in alle denkbare vormen” niet voldoet aan de vereisten van nauwkeurigheid en duurzaamheid” (punt 38). De ratio hiervan is dat dergelijke afbeeldingen talrijke verschillende combinaties mogelijk zouden maken, waardoor de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers de omvang van de aan de merkhouder verleende bescherming niet zouden kennen.

Onder verwijzing naar Hartwall (C-578/17) vervolgt het Hof dat “wanneer de inschrijvingsaanvraag een omschrijving in woorden van het teken bevat, moet deze bijdragen tot de verduidelijking van het voorwerp en de omvang van de gevraagde merkenrechtelijke bescherming en een dergelijke beschrijving mag niet in tegenstrijd zijn met de grafische voorstelling van een merk, noch mag zij aanleiding geven tot twijfels over het voorwerp en de omvang van die grafische voorstelling” (punt 37). Het Hof oordeelt dat het Gerecht deze rechtspraak correct heeft toegepast door te oordelen dat “de loutere aanduiding van de verhoudingen van de kleuren blauw en zilver de schikking van deze kleuren volgens tal van verschillende combinaties toeliet en dus geen systematische schikking was die de kleuren op een van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding bracht, en het Gerecht is tot de slotsom gekomen dat de in casu verstrekte grafische voorstelling, waarbij een beschrijving was gevoegd die uitsluitend de verhoudingen van de twee kleuren aangaf, niet voldoende nauwkeurig kon worden geacht” (punt 42). Hetzelfde geldt voor de vermelding dat “de twee kleuren [zouden] worden aangebracht in gelijke verhoudingen en naast elkaar”, die volgens het Gerecht verschillende vormen kan aannemen, waardoor verschillende afbeeldingen of lay-outs ontstaan, terwijl zij toch in gelijke verhouding staan.

Het Hof oordeelt dat, in tegenstelling tot wat Red Bull beweert, het vereiste van een systematische rangschikking waarbij de kleuren op een vooraf bepaalde en uniforme wijze met elkaar worden geassocieerd, kleurencombinatiemerken niet in beeldmerken verandert, “aangezien dit vereiste niet betekent dat de kleuren door contouren worden afgebakend” (punt 48).

Het Hof oordeelt verder dat er in dit geval geen sprake is van schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen door het EUIPO, aangezien hiervoor een “positieve handeling van het EUIPO aangevoerd waardoor haar nauwkeurige, onvoorwaardelijke en onderling overeenstemmende toezeggingen zijn gedaan dat de litigieuze merken niet konden worden nietig verklaard” (punt 81). Het feit dat de onderzoeker van het EUIPO om aanvullende verduidelijkingen met betrekking tot de litigieuze merken heeft verzocht en vervolgens de inschrijving ervan heeft aanvaard, is volgens het Hof niet als zodanig aan te merken en staat er bovendien niet aan in de weg dat dit merk nietig wordt verklaard wanneer het is ingeschreven in strijd met een van de absolute weigeringsgronden van artikel 7 van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk.

Neem contact met ons op.

info@acr.amsterdam