Het EUIPO moet concreet aannemelijk maken dat een teken zal worden opgevat als strijdig met fundamentele morele waarden en normen van de samenleving, met name wanneer er aanwijzingen zijn die op het tegendeel duiden

C‑240/18 P

Constantin Film Produktion GmbH v EUIPO

Merken: Geldigheid

27 Feb 2020

De achtergrond van de zaak

Constantin Film Produktion GmbH (“Constantin Film”), die een zeer succesvolle trilogie van Duitse komediefilms met de (gedeelde) filmtitel “Fack ju Göhte” (mede) heeft geproduceerd, heeft op 21 april 2015 een aanvraag tot inschrijving van het woordteken “Fack Ju Göhte” als EU-merk ingediend voor waren en diensten van verschillende klassen.

Deze merkaanvraag is door het EUIPO afgewezen op grond van artikel 7, lid 1, sub f, van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk, aangezien deze in strijd is met de goede zeden, welke beslissing door de vijfde kamer van beroep is bevestigd. De kamer van beroep oordeelde onder meer dat de relevantie van het succes van de gelijknamige komedies als een van de contextuele factoren moest worden weerlegd door het feit dat de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub f, van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk niet kan worden opgeheven door het bewijs van het door gebruik verkregen onderscheidend vermogen. Het Gerecht heeft de beslissing van de kamer van beroep bevestigd.

Tot staving van haar hogere voorziening bij het Hof voert Constantin Film onder meer aan dat het Gerecht artikel 7, lid 1, sub f, van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk heeft geschonden. Dit eerste middel valt uiteen in vier onderdelen, te weten dat het Gerecht (i) het beginsel van individueel onderzoek heeft geschonden doordat het niet het aangevraagde merk, te weten “Fuck Ju Göhte”, maar het teken “Fuck You, Goethe” heeft onderzocht, (ii) de absolute weigeringsgrond betreffende algemeen aanvaarde moraliteitsbeginselen te ruim heeft toegepast, (iii) ten onrechte geoordeeld dat niet is aangetoond dat het Duitstalige publiek niet wordt geschokt door het aangevraagde teken met betrekking tot de betrokken waren en diensten, en (iv) blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de afweging van rekwirantes belang bij inschrijving van het aangevraagde merk en het algemeen belang om niet te worden geconfronteerd met merken die in strijd zijn met de goede zeden.

Het oordeel

Met betrekking tot artikel 7, lid 1, sub f, oordeelt het Hof dat “aanvaarde morele beginselen” niet zijn gedefinieerd in Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk en moeten worden uitgelegd in het licht van de gebruikelijke betekenis ervan en de context waarin zij doorgaans worden gebruikt. De waarden en normen die aan deze beginselen ten grondslag liggen “moeten worden vastgesteld op basis van de heersende maatschappelijke consensus binnen die samenleving op het ogenblik van de beoordeling. Bij die vaststelling moet naar behoren rekening worden gehouden met de sociale context, in voorkomend geval inclusief de voor die context typerende diversiteit op cultureel, religieus of filosofisch vlak, teneinde op objectieve wijze te bepalen wat die samenleving op dat ogenblik als moreel aanvaardbaar beschouwt” (punt 39).

Dit vereist een onderzoek van alle elementen die specifiek zijn voor het geval (punt 40) en gebaseerd zijn op de perceptie van een redelijk persoon met een gemiddelde gevoeligheids- en tolerantiedrempel, rekening houdend met de context waarin het merk kan worden aangetroffen en, in voorkomend geval, de bijzondere omstandigheden van het betrokken deel van de Unie. “Daartoe zijn elementen zoals wetteksten en administratieve praktijken, de publieke opinie en, in voorkomend geval, de wijze waarop het relevante publiek in het verleden op dat teken of op overeenstemmende tekens heeft gereageerd, alsmede elk ander element dat het mogelijk maakt om de perceptie van dat publiek te beoordelen, relevant(punt 42).

Dit onderzoek mag niet beperkt blijven tot een abstracte beoordeling van het aangevraagde merk, maar er moet worden vastgesteld dat het gebruik van het merk in de concrete en actuele maatschappelijke context inderdaad zou worden opgevat als strijdig met de fundamentele morele waarden en normen van de samenleving, in het bijzonder wanneer een aanvrager zich heeft gebaseerd op elementen die in dat opzicht twijfel kunnen doen rijzen (punt 43).

Het Hof oordeelt: “Aldus betekent de omstandigheid dat dit merk zelf moet worden onderzocht, niet dat bij dit onderzoek contextuele elementen die helderheid kunnen verschaffen over de wijze waarop het relevante publiek dit merk opvat, buiten beschouwing kunnen worden gelaten” (punt 51). In het onderhavige geval gaat het onder meer om het grote succes van de gelijknamige komedie bij het Duitstalige publiek en om het feit dat de titel ervan kennelijk niet tot controverse heeft geleid, alsook om het feit dat de toegang van jongeren tot deze komedie is toegestaan en dat het Goethe-Institut - het culturele instituut van de Bondsrepubliek - deze komedie voor educatieve doeleinden gebruikt (punt 52).

Volgens het Hof kon het Gerecht, door te concluderen dat het teken onverenigbaar is met de goede zeden, zich niet uitsluitend baseren op het intrinsiek vulgaire karakter van deze Engelse frase zonder deze factoren te onderzoeken of afdoende te motiveren waarom het ondanks deze factoren van oordeel was dat het Duitstalige publiek in het algemeen dit teken als strijdig met de fundamentele morele waarden en normen van de samenleving opvat wanneer het als merk wordt gebruikt (punt 53).

Verder benadrukt het HvJEU dat zowel Merkenverordening 2015/2424Verordening (EU) 2015/2424 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk, en van Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie inzake de aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen als Merkenverordening 2017/1001Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het merk van de Europese Unie zo moet worden toegepast dat de fundamentele rechten en vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, volledig worden geëerbiedigd.

Het Hof oordeelt vervolgens dat al deze contextuele factoren er consistent op wijzen dat, ondanks de gelijkstelling van de termen “Fack ju” met de Engelse uitdrukking “Fuck you”, de titel van de komedies door het Duitstalige publiek in het algemeen niet als moreel onaanvaardbaar werd ervaren.

Onder de omstandigheden van de onderhavige zaak en gelet op het feit dat geen concreet aannemelijk bewijs is geleverd waarom het grote Duitstalige publiek het woordteken “Fack Ju Göhte” zal opvatten als in strijd met de fundamentele morele waarden en normen van de samenleving wanneer het als merk wordt gebruikt, ook al lijkt datzelfde publiek de titel van de gelijknamige komedies niet in strijd met de goede zeden te hebben geacht, moet worden geoordeeld dat het EUIPO niet rechtens genoegzaam heeft aangetoond dat artikel 7, lid 1, sub f, van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk zich verzet tegen inschrijving van het aangevraagde merk (punt 69).

Het Hof oordeelt dat, hoewel de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub f, van Merkenverordening 207/2009Verordening [EG] nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk niet kan worden opgeheven door het bewijs van het door gebruik verkregen onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 3, van deze verordening, “ het succes van de gelijknamige komedies bij het relevante publiek en in het bijzonder met het ontbreken van controverse over hun titel dient immers rekening te worden gehouden om te bepalen of het relevante publiek het aangevraagde merk als in strijd met de goede zeden beschouwt [...]” (punt 70).

Neem contact met ons op.

info@acr.amsterdam