De Brexit-kennisgeving heeft geen invloed op acties op basis van Britse merken tot de daadwerkelijke terugtrekking uit de EU

C-340/17 P

Alcohol Countermeasure Systems v EUIPO

Merken: Geldigheid

29 Nov 2018

De achtergrond van de zaak

De Canadese onderneming Alcohol Countermeasure Systems (“ACS”) was houdster van een EU-woordmerk voor ALCOLOCK voor waren en diensten van de klassen 9, 37 en 52. De Engelse onderneming Lion Laboratories stelde bij het EUIPO een vordering tot nietigverklaring van het merk in op basis van een identiek ouder Brits woordmerk voor waren van klasse 9. De vordering tot nietigverklaring werd toegewezen door het EUIPO en het Gerecht.

In het beroep bij het Hof heeft ACS onder meer een argument aangevoerd dat gebaseerd is op artikel 50 VEUVerdrag betreffende de Europese Unie betreffende de kennisgeving van de regering van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese Unie, d.w.z. de aangekondigde “Brexit”. ACS voerde aan dat Lion Laboratories zich als gevolg van de Brexit niet langer op het oudere Britse merk zou kunnen beroepen om het EU-merk nietig te verklaren. ACS betoogde dat het toestaan van een dergelijke nietigverklaring zou leiden tot een ongewenste en onevenredige verstoring van de eenheidsmerkbescherming, aangezien het Verenigd Koninkrijk niet langer deel zou uitmaken van het eenheidsmerkensysteem van de EU. ACS stelde dat het Gerecht de procedure had moeten schorsen totdat de Brexit een feit zou zijn, en vervolgens de beslissing van het EUIPO had moeten verwerpen op grond van het feit dat het niet mogelijk is een EU-merk nietig te verklaren op basis van een merk uit het VK.

Het Verenigd Koninkrijk is tussengekomen in de procedure voor het Hof en heeft betoogd dat het “Brexit-argument” niet-ontvankelijk en in ieder geval ongegrond was.

Het oordeel

Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak somt het HvJEU eerst de gronden op waarop het Gerecht een besluit van het EUIPO nietig kan verklaren of kan wijzigen: onbevoegdheid, schending van een wezenlijk vormvoorschrift, schending van EU-verdragen of -verordeningen of van enige uitvoeringsregeling daarvan, of misbruik van bevoegdheid. Het Hof merkt op dat het Gerecht een besluit alleen nietig kan verklaren of kan wijzigen als op de datum waarop dat besluit is genomen, een van deze gronden van toepassing was, niet als een van deze gronden pas na de datum waarop dat besluit is genomen, is ontstaan (punt 116).

Toegepast op de onderhavige zaak oordeelt het Hof dat het in strijd met deze beginselen zou zijn indien “het Gerecht de bij hem aanhangige procedure zou moeten schorsen om, in voorkomend geval, de litigieuze beslissing nietig te verklaren na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op de - overigens in dat stadium zuiver hypothetische - grond dat deze terugtrekking met terugwerkende kracht invloed zou hebben op de uitkomst van een nietigheidsprocedure op basis van een ouder merk van deze lidstaat” (punt 117).

Verder oordeelt het Hof dat “de enkele mededeling door een lidstaat van zijn voornemen om de Europese Unie te verlaten overeenkomstig artikel 50 VWEUVerdrag betreffende de werking van de Europese Unie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet tot gevolg heeft dat de toepassing van het Unierecht in die lidstaat wordt opgeschort, zodat het Unierecht in die lidstaat onverminderd van kracht blijft tot het tijdstip waarop die lidstaat zich daadwerkelijk uit de Europese Unie terugtrekt” (punt 118).

Het Hof concludeert dan ook dat het 'Brexit-argument' moet worden verworpen.

Neem contact met ons op.

info@acr.amsterdam